Schietfeestjes en telkunsten
Hoe simplistisch jagers naar de natuur kijken, blijkt weer eens duidelijk uit het bericht ‘Exoten bestrijding dag in Limburg succesvol’.
Tijdens het provincie-brede schietfeestje op 21 februari j.l., hebben plezierjagers naar eigen zeggen 281 nijlganzen en 55 Canadese ganzen gedood. (Hoeveel andere, beschermde dieren de jagers uit de lucht hebben geknald, meldt het bericht niet.) De KNJV redeneert als volgt: ‘Gemiddeld krijgt een koppel nijlganzen vier tot vijf jongen. Door de ganzendag te houden, komen er naar schatting 620 nijlganskuiken minder bij dit jaar. Bij Canadese ganzen is de aanwas van ongeveer honderd kuikens voorkomen.’
1 + 1 = 3
Deze 1 + 1 = 2-redenering doet het altijd uitstekend bij de staatssecretaris, provinciebestuurders, boeren en jagers. Dat de logica kant noch wal raakt, blijkt duidelijk uit het Sovon-rapport over het ganzenbeleid van de provincie Utrecht. Zouden journalisten de moeite nemen om dit soort beweringen van jagers en boeren te checken bij ecologen en biologen, dan zouden ze te horen krijgen dat ze onjuist en onzinnig zijn. Jacht kan alleen op de zeer korte termijn leiden tot minder dieren. Op de lange termijn zorgt het juist voor méér dieren! Leeggevallen plekken worden onmiddellijk opgevuld door andere dieren; de broedsels worden groter en meer jongen overleven het eerste jaar. Dit is iets wat jagers en boeren natuurlijk weten, maar ze hebben er belang bij dat er gejaagd kan blijven worden. De boeren verdienen eraan en de jagers kunnen hun behoefte om te doden blijven bevredigen.
De conclusie dat de exotenbestrijdingsdag ‘succesvol’ was, moet dan ook in dat licht worden gelezen. De jagers hebben een dagje mogen knallen, met toestemming van de provincie en het ministerie, en ze hebben er zo voor gezorgd dat ze volgend jaar een nog grootschaliger dodingsevenement kunnen organiseren.