Rechtbank Assen stelt De Faunabescherming in het gelijk
De rechtbank Assen heeft geoordeeld dat de provincie Drenthe onzorgvuldig te werk is gegaan bij het verlenen van ontheffingen voor Nijlganzen, reeën, spreeuwen en knobbelzwanen.
Op 12 juni jl heeft de rechtbank Assen uitspraak gedaan in het beroep van De Faunabescherming tegen de verleende aanwijzing door de provincie Drente om Nijlganzen te doden met het geweer. Dit in het belang van de luchtveiligheid van het vliegverkeer en ter voorkoming van schade aan gewassen, vee, bossen en schade aan flora en fauna. De Rechtbank stelt De Faunabescherming in het gelijk en draagt de provincie op een nieuw besluit te nemen. Volgens de rechtbank moet bij het verlenen van een aanwijzing sprake zijn van concrete dreigende schade en kan dit niet op een later tijdstip worden beoordeeld. De enkele omstandigheid dat de populatie Nijlganzen groeit is onvoldoende om een direct verband te leggen met een eventuele schade. Ook voor wat betreft de vliegveiligheid en de schade aan de flora en fauna is de rechtbank van mening dat de provincie onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanwijzing te verlenen zonder onderbouwing.
Voor het doden van reeën in de provincie Drenthe in de periode van 2010 tot en met 2015 heeft de provincie een ontheffing verleend aan de Faunabeheereenheid. Aanleiding is schade aan landbouwgewassen, gevaar voor de openbare (verkeers)veiligheid en het reguleren van de populatieomvang. Ook in deze procedure is De Faunabescherming in het gelijk gesteld. Ook hier geeft de rechtbank aan dat de ontheffing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De provincie moet opnieuw onderzoek doen naar de door De Faunabescherming naar voren gebrachte alternatieve maatregelen om landbouwschade en aanrijdingen met reeën te voorkomen. Ook voor wat betreft de draagkracht van de gebieden moet de provincie zijn huiswerk overdoen.
Ook de spreeuwen waren niet aan de besluitvorming van de provincie Drenthe ontkomen. Voor de periode 2010 tot 2015 is ontheffing verleend voor het ‘verjagend’ afschot van spreeuwen. Ook in deze procedure oordeelt de rechtbank Assen dat een reële schadedreiging aan de klein fruitteelt onvoldoende is aangetoond. Bovendien is ter zitting gebleken dat de ontheffing slechts voor een klein aantal percelen was aangevraagd, terwijl de ontheffing voor de gehele provincie is afgegeven. De rechtbank geeft aan dat onvoldoende is onderzocht of schade kan worden voorkomen door alternatieve middelen zoals het aanbrengen van bijvoorbeeld netten. Ook hier moet de provincie Drenthe een nieuw besluit nemen.
Als laatste kwam ook de ontheffing voor het doden van knobbelzwanen in de provincie Drenthe niet door de toetsing van de rechtbank Assen. Ook deze ontheffing bleek onvoldoende te zijn gemotiveerd. Het op voorhand verlenen van een ontheffing tot doden is volgens de rechtbank in strijd met de Flora- en Faunawet als er geen concrete dreiging van schade aan gras, graszaad en granen valt te verwachten.
Uit de bovenstaande uitspraken blijkt dat de provincie Drenthe erg makkelijk en in strijd met de Flora- en faunawet toestemming heeft verleend voor het doden van dieren. Wij vragen ons af of de provincie zich ervan bewust is dat dit onzorgvuldig handelen tot gevolg heeft dat er tot het moment waarop de rechter de besluiten heeft getoetst vele dieren in strijd met de Flora- en faunawet, zoals nu blijkt, zijn gedood. Dat De Faunabescherming achteraf gelijk krijgt van de rechter zorgt niet voor een gevoel van overwinning, maar meer voor een gevoel van zorg dat blijkt dat het leven van dieren nog steeds zo weinig waarde heeft. De provincie is in het ongelijk gesteld en wordt verplicht nieuwe besluiten te nemen. In de tussentijd gaat het afschot echter gewoon door.
Wij roepen de bestuurders in Drenthe dan ook op hun verantwoordelijkheid te nemen en het doden te doen staken, totdat er een goed besluit is genomen.