Raad van State vernietigt vergunning voor import Ierse en Engelse schelpdieren
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in oktober 2007 een vergunning verleend aan de Vereniging van Importeurs van Schelpdieren om mosselen en oesters, afkomstig uit Ierse en Engelse wateren, te importeren en vervolgens ‘uit te zaaien’ in de Oosterschelde. Na verloop van tijd zouden deze schelpdieren dan weer worden opgevist en worden verkocht als Zeeuwse mosselen en oesters.
De Faunabescherming heeft hiertegen bezwaar gemaakt met als argument dat er een groot risico bestaat dat met de lading mosselen en oesters andere niet-inheemse organismen meeliften, die vervolgens een bedreiging kunnen vormen voor het ecosysteem van de Oosterschelde. Zoals verwacht verklaarde de minister ons bezwaarschrift ongegrond. Zij vond dat voldoende was aangetoond dat er geen negatieve effecten op de natuurwaarden van de Oosterschelde zouden optreden. Daarop hebben wij beroep ingediend bij de Raad van State.
Uitspraak
De Raad van State deed gisteren uitspraak in deze zaak. Dit rechtscollege oordeelde dat met het rapport waar de aanvraag op is gebaseerd, niet voldoende zekerheid is verkregen dat het importeren en uitzaaien van mosselen en oesters geen schadelijke effecten kan hebben. In het rapport zelf wordt al vermeld dat het onderzoek dat heeft plaatsgevonden, beperkingen en onzekerheden kent. Zo zijn de verzamelde gegevens mogelijk onvolledig en de steekproeven niet representatief. Door deskundigen is ook aangegeven dat de kans op de ongewilde introductie van een exoot misschien niet groot is, maar niet afwezig. Wanneer een exoot op deze manier in dit gebied terecht zou komen kunnen de schadelijke effecten ingrijpend en zelfs onomkeerbaar zijn, aldus de Raad van State.
Naar aanleiding van bovenvermelde procedure wijst De Faunabescherming op het feit dat het exotenbeleid van het ministerie er op papier heel anders uitziet dan het in de praktijk wordt toegepast.
Exotenbeleid
De minister van Landbouw heeft in oktober 2007 de ‘Beleidsnota invasieve soorten’ gepresenteerd. In deze Beleidsnota geeft zij aan dat een exoot die zich eenmaal heeft gevestigd, zeer moeilijk is weg te krijgen. Zij stelt in deze nota dan ook terecht dat het zwaartepunt van het beleid moet zijn gericht op preventie van introducties van nieuwe soorten.
Aangetoond is dat schelpdiertransporten in het verleden veelvuldig tot introducties van niet-inheemse soorten hebben geleid. Dergelijke vermijdbare risicovolle activiteiten zouden dan ook in het kader van het exotenbeleid achterwege gelaten moeten worden. De Faunabescherming vindt het onbegrijpelijk dat de minister haar eigen beleid in deze niet heeft uitgevoerd.
Ook met betrekking tot andere situaties volgt de minister haar eigen nota niet. De meest effectieve manier om te voorkomen dat zich uitheemse dier- en plantensoorten in de vrije natuur vestigen, is het zoveel mogelijk verbieden van de handel in dergelijke soorten en het verbieden van het bezit ervan. Tot op heden legt de minister de handel in planten en dieren echter geen strobreed in de weg. In plaats daarvan zet zij in op voorlichting en het maken van afspraken met doelgroepen. Afspraken en voorlichting zijn veel te vrijblijvend en laten de verantwoordelijkheid geheel bij particulieren liggen, die er financieel belang bij hebben dat de handel in niet-inheemse dieren en planten nog toeneemt.