Raad van State gelooft provincie Zuid-Holland op woord
Knobbelzwanen zijn de dupe
In 2013 verleende de provincie Zuid-Holland aan de Faunabeheereenheid (FBE) ontheffing om gedurende vijf jaar in de hele provincie knobbelzwanen te schieten vanwege belangrijke schade aan gras, graszoden, graszaad, koolzaad en granen in de periode 1 oktober tot 1 juni. Bovendien mochten knobbelzwanen worden geschoten nabij wegen en fietspaden, omdat ze een gevaar voor de openbare veiligheid zouden vormen. De Faunabescherming heeft tegen deze ontheffing bezwaar ingediend en dat werd door de provincie ongegrond verklaard. Vervolgens gingen wij in beroep. De rechtbank Den Haag geloofde alle argumenten van de provincie met betrekking tot noodzaak en het gebrek aan alternatieven, zonder dat dit op enige manier was onderbouwd. Vervolgens zijn wij in hoger beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de veronderstelling dat dit hoogste rechtscollege op een serieuze manier naar alle ingebracht stukken zou kijken. Het gaat hier over een beschermde vogelsoort. Als een provincie toestemming verleent voor het maken van inbreuk op de bescherming, gelden daarvoor behoorlijk strenge regels en moet aan verschillende eisen worden voldaan. Vandaag ontvingen wij de zeer teleurstellende uitspraak.
Belangrijke schade
De provincie beweert dat er in de hele provincie belangrijke schade door knobbelzwanen wordt aangericht maar heeft, om dat te bewijzen, geen gegevens aangeleverd uitgesplitst naar gewassen en locaties. Wij hebben de gegevens van het Faunafonds (het fonds dat tegemoetkomingen uitkeert in het geval van schade) zelf bekeken en daaruit blijkt dat de schadegevallen per perceel relatief gering zijn. Vrijwel alle schade blijkt betrekking te hebben grasland in de maanden januari en februari en het gaat daarbij om grote tot zeer grote percelen van tientallen hectares. De schade komt dan gemiddeld neer op één tot enkele tientjes per hectare. Wij hebben aangegeven dat er in ieder geval geen ontheffing had kunnen worden verleend voor ingezaaid gras, graszoden, graszaad en koolzaad en ook niet voor de maanden oktober, november, december, maart, april en mei. Volgens eerdere uitspraken van de Afdeling zijn incidentele schadegevallen niet voldoende reden om toestemming te verlenen voor het doden van beschermde vogels, zodat de ontheffing ook niet voor grasland had kunnen worden verleend.
Volgens de provincie ging het ondanks het afschot in voorgaande jaren jaarlijks om een totaalbedrag van tussen de 5000 euro en 10.000 euro en zou de werkelijke schade veel hoger zijn. Zonder dat de provincie dit met gegevens hoefde te onderbouwen, ging de Afdeling hierin mee en oordeelde dat de provincie voldoende had gemotiveerd dat er in de hele provincie op alle genoemde gewassen sprake is van een dreiging van schade.
Alternatieve middelen
Wij hebben aangegeven dat er diverse alternatieven kunnen worden toegepast om eventuele schade te voorkomen, zoals visuele middelen (vogelverschrikkers, vlaggen, ballonnen, nabootsingen van roofvogels, flitsmolens) en akoestische middelen (knalapparaten, vogelafweerpistolen en schriklint/koord). Op geen enkele manier heeft de FBE aangegeven welke preventieve middelen in het verleden zijn ingezet en op welke manier dat is gebeurd. Uit getuigenverklaringen blijkt dat er in Zuid-Holland helemaal geen alternatieven worden ingezet. Er zijn inmiddels diverse filmpjes gemaakt van het afschot van knobbelzwanen en daaruit blijkt dat de jagers altijd direct tot afschot van de knobbelzwanen overgaan. Op deze beelden is overigens ook te zien dat de vogels door het in het weiland lopen van de jagers en hun honden verjaagd worden en vervolgens – tijdens het weg vluchten – in de lucht worden neergeschoten. Dit bewijst meteen dat deze vogels prima kunnen worden verjaagd zonder dat er geschoten hoeft te worden.
Wij hebben tevens gewezen op de ervaringen in de provincie Groningen en het feit dat deze provincie tot de conclusie is gekomen dat het verjagen met akoestische en visuele middelen, alsmede met het vogelafweerpistool zonder ondersteunend afschot, even effectief is als verjagen met ondersteunend afschot.
Ook hier heeft de Afdeling niet serieus naar geluisterd. In de uitspraak stelt de Afdeling dat de situatie in Groningen niet vergelijkbaar zou zijn met die in Zuid-Holland, omdat de populatie knobbelzwanen in Zuid-Holland veel groter is. Dat doet uiteraard niet ter zake wanneer het gaat om de effectiviteit van alternatieve middelen. Het gedrag van de vogels is overal hetzelfde en dat geldt ook voor hun reactie op verjaging. Als de knobbelzwanen in Groningen kunnen worden verjaagd door middel van actieve verjaging bijvoorbeeld met een vogelafweerpistool, dan geldt dat ook voor de knobbelzwanen in Zuid-Holland.
Openbare veiligheid
Wij hebben erop gewezen dat in het geval van een knobbelzwaan langs de weg of een fietspad geen sprake is van een gevaar voor de openbare veiligheid, maar dat er hoogstens sprake is van ‘overlast’. Dat kan geen argument zijn om beschermde vogels te doden. Bovendien zijn er ook in die gevallen verschillende alternatieve maatregelen om te voorkomen dat de zwanen de weg oplopen en kunnen weggebruikers voor hun aanwezigheid worden gewaarschuwd. Ook dit onderdeel van ons bezwaar is niet serieus door de Afdeling bekeken. Ook in dit geval is het standpunt van de provincie gewoon overgenomen te weten dat er sprake kan zijn van gevaarlijke situaties, waarvoor geen alternatieven voorhanden zijn.
Risico op doden verkeerde soorten
Wij hebben er ten slotte op gewezen dat door het toestaan van afschot van knobbelzwanen in de periode oktober tot en met maart het risico groot is dat daarbij andere zwanensoorten worden geschoten. In deze periode komen in groepen knobbelzwanen zeer regelmatig de sterk bedreigde kleine zwaan en de wilde zwaan voor. Het is echter voor de betrokken jagers in de praktijk volstrekt onmogelijk om er zeker van te zijn, dat deze twee andere zwanensoorten zich niet in de groep bevinden waar zij het op gemunt hebben. Zelfs voor kenners kan het lastig zijn om de soorten te onderscheiden en het is bijna onmogelijk waar het jonge vogels betreft. Dit argument is door de Afdeling volkomen genegeerd.
Conclusie
Dit alles betekent dat de jagers in Zuid-Holland tot mei 2018 vrijwel ongelimiteerd knobbelzwanen kunnen blijven schieten, terwijl er geen sprake is van belangrijke schade en de vogels makkelijk kunnen worden verjaagd. Dit betekent niet alleen veel leed voor deze vogels, aangezien het vrijwel onmogelijk is om een grote vogel zoals een knobbelzwaan in een keer dodelijk te treffen. (Dit is overigens goed zichtbaar op de filmpjes die zijn gemaakt) Dit betekent ook een groot risico voor de in ons land overwinterende zeldzame kleine en wilde zwanen. Het is buitengewoon jammer dat dit allemaal door de Afdeling is genegeerd.