Oosterschelde opgeofferd voor commercieel belang
Op 5 oktober besteedden wij al aandacht aan ons beroepschrift tegen een vergunning voor het uitzaaien van buitenlandse mosselen in de Oosterschelde. Zie artikel Naar de rechter voor een importverbod van buitenlandse mosselen in de Oosterschelde op deze site. Wij gaven daarin aan dat wij ons vooral zorgen maken over de komst van niet-inheemse soorten die met de enorme ladingen mosselen meeliften en waarvan niet bekend is hoe zij zich gaan gedragen en wat hun invloed is op inheemse soorten. Wij verwezen toen al naar een uitspraak van de Duitse rechter, die het uitzaaien van Ierse en Engelse mosselen vanwege dit risico onverantwoord vindt en dit heeft verboden. Wij wachtten dan ook in spanning op de uitspraak van de Nederlandse Raad van State.
Elke nieuwe soort is potentieel schadelijk
Afgelopen week kwam eindelijk de uitspraak. Dit hoogste Nederlandse rechtscollege heeft er ruim vier maanden over gedaan om tot een beslissing te komen, maar de uitspraak is ronduit teleurstellend te noemen. Zonder duidelijke onderbouwing heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State ons beroep ongegrond verklaard. Zo stelt de Afdeling dat het ministerie er alles aan doet om de invoer van schadelijke soorten te voorkomen. Door het ministerie is bepaald dat alleen ladingen mosselen, waar soorten tussen zitten die niet als schadelijk te boek staan, mogen worden uitgezaaid. En dat is precies de kern van het probleem. Van de talloze niet-inheemse soorten die tussen de mosselen zijn aangetroffen, is absoluut niet bekend hoe zij zich in een nieuwe omgeving zullen gaan gedragen. Hun gedrag kan nog veranderen als gevolg van bijvoorbeeld klimaatsverandering. Verschillende (nieuwe) soorten kunnen elkaar beïnvloeden, waardoor onvoorspelbare ontwikkelingen in gang kunnen worden gezet. Sommige exoten ontwikkelen zich pas na jaren tot een probleemsoort. En dan hebben wij het nog niet eens over het probleem dat niet alle meeliftende soorten bij de steekproeven worden gevonden. Niet voor niets adviseren belangrijke wetenschappers om soorten, waarvan niet is bewezen dat ze onschadelijk zijn, te beschouwen als potentieel schadelijk. Dat betekent dat deze vergunning pas had mogen worden verleend als er wetenschappelijk zou zijn aangetoond dat de meeliftende soorten onschadelijk zijn. Het ministerie heeft de zaak echter omgedraaid. De vergunning verbiedt alleen het importeren en uitzaaien van mosselen waar soorten tussen zitten, waarvan wetenschappelijke is aangetoond dat ze wel schadelijk zijn. Wij zijn dan ook verbaasd dat de Raad van State deze visie van de wetenschap niet heeft meegewogen in haar beslissing. Temeer omdat de gevolgen op de lange termijn onomkeerbaar kunnen zijn.
Wegvissen is onmogelijk
De analyse van de monsternames neemt tijd in beslag en dat betekent dat een lading mosselen, inclusief een schadelijke soort, al kan zijn uitgezaaid. Ook dat is volgens de Afdeling geen probleem, aangezien deze mosselen volgens de voorwaarden in de vergunning dan weer moeten worden opgevist. Dat is in de praktijk niet mogelijk. Ter zitting hebben wij aangetoond dat het onmogelijk is om alle mosselen inclusief alle meegelifte soorten weer op te vissen. Het gaat om een natuurgebied, waar de elementen vrij spel hebben. Tijdens het storten en als gevolg van de stroming ‘vallen’ vele mosselen inclusief meeliftende soorten buiten het stuk Oosterscheldebodem waar de mosselen waren gepland. Vervolgens zullen de mobiele meelifters niet blijven wachten tot ze weer worden opgevist.
Gedragscode overtreden
Wij hebben erop gewezen dat het loslaten van geïmporteerde schelpdieren verboden is op grond van de gedragscode (Code of Practice on the Introduction and Transfers of Marine Organisms) opgesteld door ICES (International Council for the Exploration of the Sea). De ICES is een wetenschappelijk orgaan waar Nederland lid van is. Volgens deze gedragscode is het verboden om schelpdieren, bedoeld voor de consumptie, in de natuur los te laten. Deze Code schrijft dwingend voor dat deze dieren óf direct worden verwerkt óf in quarantaine worden geplaatst. Ook hier gaat de Afdeling tot onze verbazing aan voorbij. In de uitspraak wordt gesteld dat het gaat om een niet bindende gedragscode en dat de rechter daar dus niet aan kan toetsen.
In strijd met eigen beleid
Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de vissers mogen doorgaan met het bewust loslaten van grote hoeveelheden niet-inheemse soorten in de Oosterschelde en dat betekent ook dat het risico op de vestiging van een schadelijke soort met de dag toeneemt. Wij vinden dit onbegrijpelijk voor een overheid die de mond vol heeft over de bescherming van de biodiversiteit en geen gelegenheid onbenut laat om zware middelen in te zetten tegen reeds jaren gevestigde ‘exoten’ die een van de grootste gevaren voor de natuur zouden vormen. In de beleidsnota Invasieve Exoten stelt het ministerie dat het beleid vooral op preventie moet worden gericht. Maar in de praktijk wordt deze nota absoluut niet gevolgd. Het voorgaande toont wederom aan dat vastgesteld beleid en het voorzorgsprincipe door de overheid met speels gemak opzij worden gezet voor economische belangen.
Uitzaaien helemaal niet nodig
En dan te bedenken dat de enige reden van de vissers om buitenlandse mosselen in de Oosterschelde uit te zaaien, is om meer geld te verdienen. De mosselen kunnen net zo goed direct worden verwerkt. Maar door ze korte tijd in de Oosterschelde te bewaren, kunnen ze de Engelse, Ierse, Deense of Zweedse mosselen als ‘Zeeuwse’ mosselen verkopen en die zijn veel duurder. Het is misschien naïef, maar wij hadden verwacht dat de overheid het algemeen belang zou beschermen tegen dit soort onnodige risico’s, maar het tegendeel blijkt het geval te zijn.