Naar de rechter voor een importverbod van buitenlandse mosselen in de Oosterschelde
Zodra economische belangen in het geding zijn worden principes opzij gezet. Bij het verlenen van ontheffingen voor afschot gebruikt de overheid vaak het argument dat de soort van buiten ons land komt en dus de Nederlandse flora en fauna bedreigt. Zo niet de buitenlandse mossel.
Truc maakt mosselen duurder
De Nederlandse mosselverwerkers hebben vergunning aangevraagd en gekregen voor het importeren van mosselen uit Ierland, Engeland, Zweden en Denemarken. Jaarlijks is er ongeveer 80 miljoen kilo mosselen nodig om aan de vraag te kunnen voldoen. Om meer aan deze buitenlandse schelpdieren te kunnen verdienen, hebben de mosselverwerkers vergunning gevraagd om de geïmporteerde dieren tijdelijk los te laten in het natuurgebied de Oosterschelde. Hierdoor kunnen ze als Zeeuwse mossel verkocht worden, die duurder zijn dan buitenlandse mosselen.
Het beroep dat De Faunabescherming heeft ingesteld tegen deze vergunning is op 3 oktober jl. behandeld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de risico’s voor de volksgezondheid omdat deze buitenlandse mosselen drager kan zijn van het noro virus gaat het De Faunabescherming met name om de bedreiging van het ecosysteem in de Oosterschelde. Met de enorme ladingen mosselen liften tal van andere dier- en plantensoorten mee. Voor een deel gaat het daarbij om soorten die nog niet in de Oosterschelde voorkomen. Onduidelijk is hoe deze nieuwe soorten zich gaan gedragen en wat de invloed is op inheemse soorten.
Naar aanleiding van een soortgelijke procedure van het Wereld Natuur Fonds heeft de Duitse rechter bepaald dat het uitzaaien van schelpdieren van elders onverantwoord is en heeft de import van Ierse en Engelse mosselen verboden. Wij wachten de uitspraak van de Raad van State met spanning af.