Minister saboteert rechtsgang Faunabescherming in beroep tegen afsluiten Kroondomein wegens koninklijke jachtpartijen
Het ministerie heeft actief geprobeerd de bezwaarprocedure van de Faunabescherming tegen de onwettige sluiting van het kroondomein tijdens het jachtseizoen te vertragen, zodat het bezwaar minder kansrijk zou worden. De Faunabescherming vindt dat miljoenen aan openstellingssubsidies ten onrechte zijn verleend en moeten worden terugbetaald. In strijd met de wettelijke regels werd een vertragingstactiek gevoerd door de Faunabescherming te verwijzen naar de verkeerde rechter als beroepsinstantie en door wettelijke reactietermijnen keer op keer te overschrijden. Daarmee werd meer dan een jaar vertraging gecreëerd waarmee bereikt werd dat de koninklijke familie en hun jachtgasten twee jachtseizoenen ongestoord konden blijven jagen met behoud van een onwettig verleende openstellingssubsidie voor het gesloten jachtterrein rond paleis Het Loo.
Vertragingstactiek
Na de langdurige vertragingstactiek van het ministerie claimt de minister nu dat de Faunabescherming inmiddels geen procesbelang meer zou hebben omdat de geldingstermijn van de bestreden beschikking op 31 december 2021 verlopen is. Daarmee heeft het ministerie, in het belang van de Koninklijke familie, de Faunabescherming – nota bene met overtreding van de wet – in een juridisch moeras gelokt.
In april 2020 diende de Stichting De Faunabescherming een gemotiveerd bezwaarschrift in tegen de subsidiebeschikking voor het Kroondomein die liep tot 31 december 2021. Reden was dat in de beschikking de Koning toestemming kreeg om in afwijking van de normale regels gedurende het jachtseizoen het Kroondomein af te sluiten.
Van begin af aan heeft de minister de zaak getraineerd. Hoewel in de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven dat binnen zes weken op het bezwaar dient te worden beslist, nam de minister vijf maanden de tijd om het bezwaar af te wijzen. Tegen de beslissing ging de Faunabescherming op 16 oktober 2020 in beroep bij de rechtbank van Amsterdam die door de minister in zijn beslissing was aangewezen als de bevoegde rechterlijke instantie.
In januari 2021 werd door de rechtbank het beroepschrift echter in handen gesteld van het College van beroep voor het Bedrijfsleven. De minister had de Faunabescherming “naar de verkeerde rechterlijke instantie gestuurd”. Door zo te handelen had de minister opnieuw de rechtsgang getraineerd, er gingen opnieuw vier maanden verloren.
Het vertragen van de procedure hield daarna niet op. Hoewel in de Algemene wet is voorgeschreven dat binnen vier weken na ontvangst van het beroepschrift door de minister de stukken en een verweerschrift moeten worden ingediend, werd na het verzoek van de rechter daartoe meer dan drie maanden door de minister de tijd genomen.
Als gevolg van het niet naleven van de wettelijke voorschriften die gelden voor de termijnen en door het verwijzen naar een niet bevoegde rechter, wist de Minister de rechtsgang met een jaar te vertragen.
Rechtszitting 18 februari
In de jachtperiode van 15 september 2021 tot 25 december 2021 werd het Kroondomein afgesloten op basis van de toestemming die door de Faunabescherming in beroep was bestreden. Als gevolg van de frustratie van de procesgang door de Minister wordt het beroep pas op vrijdag 18 februari a.s. door het College van Beroep voor het bedrijfsleven behandeld. Die behandeling zou, als de minister niet de rechtsgang door vertraging en onjuiste voorlichting zou hebben gefrustreerd, een jaar eerder hebben plaatsgevonden. Dus nog ruimschoots voor het jachtseizoen 2021.
Geen procesbelang?
Op de argumenten over de onwettigheid van de toestemming die de Koning kreeg op het Kroondomein af te sluiten en over de onjuiste bevoorrechte behandeling gaat de minister in het verweerschrift niet in. Het hoofdargument is nu dat de Faunabescherming geen “procesbelang” meer heeft omdat het jachtseizoen en de afsluiting van 25 september tot 25 december 2021 inmiddels achter de rug is en de subsidiebeschikking inmiddels niet meer geldt.
De Faunabescherming acht het een aantasting van haar rechten en van de wettelijke beschermde rechtsgang dat de Minister door naar een niet bevoegde rechter te verwijzen en door wettelijke behandeltermijnen met acht maanden te overschrijden, zich in een positie heeft gemanoeuvreerd dat hij nu aan een rechterlijke beoordeling van zijn onwettige beslissing meent te kunnen ontkomen.
Lees ook:
Zembla over deze bizarre juridische situatie (17-02-2022) inclusief een reactie van het ministerie van LNV