De omgang met succesvolle diersoorten
Er is de laatste tijd steeds meer aandacht voor relatief grote dieren waar het goed mee gaat en die ‘schade’ of ‘overlast’ veroorzaken. Het gaat dan om grauwe ganzen, maar ook om damherten in Zeeland en de Amsterdamse Waterleidingduinen en om wilde zwijnen op de Veluwe. Helaas gaat het daarbij vooral om negatieve aandacht. Omdat het gaat om dieren waarvan de aantallen stabiel zijn of groeien, wordt er regelmatig geroepen dat deze aantallen veel te groot zijn geworden en dat er iets aan moet gebeuren.
Wij kunnen er begrip voor opbrengen dat mensen die moeten leven van landbouw en veeteelt dit soort geluiden laten horen. Het wordt al veel griezeliger als ook jagers proberen hun betreurenswaardige hobby een maatschappelijk tintje te geven door het afschieten van ‘schadelijke’ wilde dieren. Maar het treurigste is dat natuurbeschermingsorganisaties zich nu ook scharen achter het uitmoorden van inheemse diersoorten omdat ze ‘schade aan de natuur’ zouden veroorzaken. Zijn de mensen, die bij die organisaties de beslissingen nemen, echt zo dom dat ze niet weten dat afschot nooit iets oplost? Of weten ze het wel en vinden ze een goede verhouding met jagers en boeren belangrijker dan het leven van onze wilde fauna?
De Faunabescherming kan niets anders doen dan blijven uitleggen wat er werkelijk aan de hand is, in de hoop dat deze ideeën ooit door de beleidsmakers zullen worden overgenomen.
Lees hier onze visie op het beheer van succesvolle diersoorten.