Damherten Zeeland zijn leven niet zeker
Eind december 2015 werd het afschot van damherten in Zeeland nog door de rechtbank stopgezet. Zie het artikel ‘Rechtbank verbiedt jacht op damherten en ganzen in Zeeland’ op deze site. De rechter bepaalde toen dat de dieren in de Manteling van Walcheren en de Kop van Schouwen alleen gedood zouden mogen worden als er sprake zou zijn van problemen met het welzijn. Daar was geen sprake van, zodat de ontheffing ten onrechte was verleend. De rechter droeg de provincie op om een nieuwe beslissing op ons bezwaarschrift te nemen.
Nieuwe beslissing
Begin januari nam de provincie een nieuwe beslissing. Daarin stelde de provincie enerzijds dat zij van mening is dat het welzijn van de dieren wel degelijk wordt geschaad. Tevens kwam de provincie met een nieuw argument om de dieren in deze twee natuurgebieden te doden. Ze zouden ‘schade aan de natuur’ aanrichten. Daarbij verwees de provincie naar de situatie in de Amsterdamse Waterleidingduinen.
Beroep
De Faunabescherming heeft tegen dit nieuwe besluit opnieuw beroep aangetekend bij de rechtbank en tevens een schorsing aangevraagd. Dit schorsingsverzoek is begin maart behandeld en inmiddels heeft de rechter uitspraak gedaan. In deze uitspraak komt de rechter tot de conclusie dat de provincie nog steeds op geen enkele manier heeft aangetoond dat het welzijn van de dieren daadwerkelijk in het geding is.
Afgewezen
Tot onze verbazing heeft de rechter tevens geoordeeld dat begrazing van natuurgebieden een positief effect kan hebben op de soortenrijkdom, maar dat overbegrazing leidt tot verlies aan biodiversiteit. Daarom is het volgens de rechter niet onredelijk om streefaantallen te hanteren. Daarvoor is het zelfs niet vereist dat de negatieve invloed op de biodiversiteit zich al daadwerkelijk manifesteert. Het doden van de damherten is bedoeld om ‘schade’ in de toekomst te voorkomen.
Onbegrijpelijk
Wij vinden deze uitspraak onbegrijpelijk. Enerzijds heeft de rechtbank (terecht) gesteld dat er pas mag worden ingegrepen als is vastgesteld dat het welzijn van de dieren daadwerkelijk wordt aangetast. Anderzijds geeft de rechtbank aan dat in het geval van de bescherming van de natuurwaarden op geen enkele manier hoeft te worden aangetoond dat al sprake is van ‘schade’. In dat geval mag er dus al bij voorbaat worden geschoten.
Wij betreuren deze uitspraak dan ook zeer. Ons beroep zal vermoedelijk later dit jaar worden behandeld. Wij zullen de rechter er dan opnieuw van proberen te overtuigen dat deze natuurlijke grote planteneter in deze natuurgebieden thuishoort en dat de invloed van zijn graasgedrag niet alleen geen ‘schade’ veroorzaakt, maar vooral als verrijking moet worden beschouwd.