Argus 2014-1: Ethisch afschot ja/nee
Terug naar de inhoud
Auteur: Nettie Dekker
De winter van 2012/2013 was lang en koud. Ook de dieren hadden het moeilijk en beelden van dode en stervende dieren vulden regelmatig de buis. Het oude debat over het al dan niet afschieten, vooral in de Oostvaardersplassen (OVP), laaide weer in alle hevigheid op. En daarmee ook de discussie of en wanneer het acceptabel is om grote grazers in moeilijkheden af te schieten.
Op de laatste jaarvergadering van De Faunabescherming werd met handopsteking gestemd over ethisch, of zoals Staatsbosbeheer (SBB) het noemt: reactief afschot, ook wel het predatormodel genoemd. (SBB schiet ongeveer 90 procent van de ernstig zieke, zwakke en gewonde dieren af.) Het merendeel van de aanwezigen vond het afschieten van een dier dat geen kansen op overleven heeft acceptabel. Dit is ook het standpunt van De Faunabescherming, maar alleen als het echt niet anders kan en dan alleen door een voor dit doel opgeleid persoon.
10 stellingen
Het woord ‘merendeel’ geeft al aan dat er ook faunabeschermers zijn die ethisch afschot afwijzen. Een van die mensen is Age de Vries (zie kadertekst). Argus vroeg hem aan de hand van tien stellingen waarom.
- De OVP is een dierentuin en geen ‘echte’ natuur.
De OVP is absoluut geen dierentuin! Dierentuinen zijn plaatsen waar mensen – vaak exotische – dieren huisvesten, die volledig van de mens afhankelijk zijn. De dieren in de OVP mogen daar dan door mensen zijn binnengebracht, voor hun voortbestaan zijn ze volledig op zichzelf aangewezen. Lukt dat ze niet, dan gaan ze eraan. Dat de dieren uitstekend zijn toegerust voor hun voortbestaan, blijkt wel uit het feit dat vorig jaar een van de eerste uitgezette hindes op 23-jarige leeftijd is gestorven. - De OVP is een experiment dat dierenleed tot gevolg heeft. Onmiddellijk mee stoppen dus!
Het is zeker een experiment als je je realiseert dat niemand weet hoe het gebied zich verder zal ontwikkelen. Empirisch onderzoek zal ons veel leren. Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek zie ik niet snel plaatsvinden. Staatsbosbeheer (SBB) heeft er het geld niet voor. Als je ‘experiment’ bedoelt op de manier dat SBB iets te verwijten valt, dan is dat niet zo. Mensen denken vaak, vanuit hun achtergrond in de landbouw- en verzorgingscultuur, dat als zij niet voor de natuur zorgen, er niets van terechtkomt. Deze houding is ook te herkennen bij andere culturen dan de westerse: de tot in de puntjes onderhouden tuin versus de gevaarlijke wildernis. We hebben moeite met een andere verhouding tussen mens, plant en dier. - De OVP is gewoon niet groot genoeg om zo veel grote grazers te herbergen.
Een gek argument. Als de OVP twee keer zo groot zou zijn of de helft van nu, zou dezelfde discussie spelen. Meer ruimte, meer dieren. Waarschijnlijk door de film De Nieuwe Wildernis, hebben veel mensen het idee dat de OVP veel groter is dan het in werkelijk is. Uit een enquête van Vroege Vogels bleek dat de meeste mensen dachten dat het zeker 20 duizend hectare groot was, terwijl het ‘maar’ 6 duizend hectare is. En daarvan is maar een gedeelte beschikbaar voor de grote grazers. De film heeft overigens het draagvlak voor ‘niet ingrijpen’ onder de Nederlanders vergroot. Nu vindt ongeveer 40 procent van de ondervraagden dat we de natuur met rust moeten laten. - Als je voor de winter een aantal dieren afschiet stijgen de overlevingskansen voor de overgebleven dieren en sterven er minder de hongerdood.
Dat klopt. Er is altijd wel wat voedsel beschikbaar in de winter en er zijn minder dierenmonden om te voeden. Maar het komt neer op het verplaatsen van het probleem. Afschieten leidt in het algemeen niet tot minder dieren. De vruchtbaarheid neemt erdoor toe, waarvoor we in de jaren daarna de rekening gepresenteerd krijgen. Een contraproductieve maatregel dus, die zelfregulering verijdelt en het ‘afschot’ (een eufemisme voor het moedwillig doden van dieren) in stand houdt. Overigens kan een geoefend oog wel een goede inschatting maken van welke dier onvoldoende conditie heeft opgebouwd en dus minder kans maakt om de winter te overleven, maar het blijft subjectief. - Dieren kunnen het gebied niet uit, daarom kunnen ze niet op een andere plek eten zoeken en verhongeren ze.
In de natuur zijn voorbeelden te over van dieren die ‘begrensd’ worden door de ecotoop waarin ze leven. De natuur kent altijd grenzen. Kijk bijvoorbeeld naar krokodillen in Afrika. In het droge seizoen kan het zijn dat er een hele verzameling overlijdt omdat de plekken waar ze schuilen tegen de droogte toch uitdrogen. Dieren beschikken in het algemeen over uitstekende mechanismes om extreme weersomstandigheden te overleven. Kijk bijvoorbeeld naar de keizerpinguïns in Antarctica. - De hongerdood is een vreselijke dood en betekent onnodig lijden; de kogel is diervriendelijker.
Ik vind dat we daar te weinig van weten. Mensen hebben de neiging om alles af te meten aan hun eigen ervaring. Ondanks dat ik de oorlog heb meegemaakt, kan ik mij moeilijk voorstellen hoe het is om te verhongeren. In De Nieuwe Wildernis is goed te zien dat dieren zichzelf op een bepaald moment ‘wegleggen’, ze zonderen zich af, raken in een verlaagde bewustzijnstoestand en sterven. Soortgelijke patronen zijn ook te vinden in oude menselijke culturen. Vrede met de natuur, betekent voor mij geen kogels. Het is ongevraagde hulp vanuit een antropocentrische houding en deel van onze zorgverslaving. We doen niets liever. - Voer de dieren bij in de winter zodat ze niet hoeven te verhongeren of haal ze in de winter binnen.
Een verkeerde voorstelling van zaken lijkt mij. De verontwaardiging is ook zeer selectief; het gaat steeds over grote dieren, terwijl er jaarlijks gigantische aantallen dieren een natuurlijke dood sterven. De natuur heeft ons ingrijpen niet nodig. Misschien komt het omdat dieren als grazers dichter bij ons staan. De OVP mag dan een door mensen gemaakt gebied zijn, het is een natuurlijk ecosysteem. Voeren lost niets op en staat zelfregulering in de weg. Trouwens gras is er bijna altijd, prooi niet. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de vossen, overleven alleen de goede jagers. Dieren leren van hun ervaringen en dit leidt tot nieuwe situaties, evolutie dus. - De grote grazers in de OVP zijn daar neergezet en daarom geen wilde maar ‘gehouden’ dieren. Daarom geldt hier dus de zorgplicht.
Dit argument hebben de Dierenbescherming en de vereniging voor dierenartsen (KNMvD) gebruikt in rechtszaken. De rechter besliste hierop dat SBB niets te verwijten viel. De zorgplicht geldt wel als er bijvoorbeeld een ramp dreigt of als het gebied onder water wordt gezet. Dan moet SBB de dieren daar weghalen. Dat de grote grazers lijken op landbouwhuisdieren, maakt ze nog niet tam. Ze dragen alle kenmerken van wilde dieren. Ik zie liever een ‘afblijfplicht’, en dan kijken hoe het systeem zich ontwikkelt. Wat SBB sinds 1996 gelukkig ook consequent doet, op enkele concessies aan maatschappij en politiek na. Niet voor niets ontving het gebied reeds drie keer het Europese diploma voor beschermde gebieden. - De vereniging van dierenartsen vindt het niet te rechtvaardigen om hetzelfde dier in het ene gebied zorg te bieden, maar in het andere, min of meer vergelijkbare gebied niet.
Een echt gelegenheidsargument. Natuurlijk zijn er verschillen. We moeten nu eenmaal grenzen trekken. Het is niet anders. De evolutie van de dieren gaat een andere kant uit dan de onze. Als je de rechterlijke uitspraak aanvaardt dat onze zorgplicht zich niet uitstrekt tot wilde dieren, dan is ongelijkheid tussen onze leefwereld en die van de wilde dieren onvermijdelijk. Vreedzaam –conflictvrij – samenleven van mensen en grote wilde dieren vraagt om een harde grens tussen beide leefwerelden, en dus ongelijkheid. En het is de vraag of wilde dieren, als wij hun wildheid ernstig nemen, niet beter af zijn dan de door ons ten eigen bate gedomesticeerde, gefokte, verzorgde, ja vertroetelde tot verminkte dieren. - Ten slotte: is er een situatie denkbaar waarin je afschot of een versnelde dood acceptabel vindt?
Ik heb ooit in het donker een haas aangereden. Het dier had gebroken poten en er kwam bloed uit oren en neus. Het was volgens mij niet meer te redden. Ik heb hem toen met mijn handen gewurgd. Ik was zelf verantwoordelijk voor het lijden van dit dier. Wat mij betreft ligt daar ook de grens in de OVP. Als een boswachter een konikpaard aanrijdt en het valt niet zomaar op te lappen, dan moet hij het doden. Voor alle andere soorten lijden heeft de natuur zelf deugdelijke, zij het niet door ons geprefereerde oplossingen.
Age de Vries [1936] werd geboren in Utrecht, bracht zijn schooltijd door in Rotterdam en Eindhoven, en zijn militaire dienst in Den Haag. Daarna studeerde hij bosbouw aan de Landbouwhogeschool te Wageningen. Hij heeft in die tijd veel rond kunnen kijken op de Veluwe en een kritische houding ontwikkeld ten aanzien van de gangbare bosbouwpraktijk. Na noodgedwongen, tijdelijk werk bij een arbeidsmarktorganisatie en een internationaal handelskantoor, keerde hij terug naar de Landbouwuniversiteit, waar hij werkte bij Studium Generale. Hij was actief binnen de vredesbeweging en de anti-apartheidsbeweging. Na zijn pensionering richtte zijn interesse zich hernieuwd op de Veluwe en de kwaliteit van de natuur daarbinnen. Zo werd hij onder andere donateur van De Faunabescherming en bestuurslid van Vrienden van de Veluwe.