‘Vossenjacht’ in Zuid-Holland
De rechtbank Den Haag deed onlangs uitspraak inzake een drietal beroepschriften van De Faunabescherming naar aanleiding van ontheffingen verleend door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) voor het schieten van vossen tussen zonsondergang en zonsopkomst met behulp van kunstlicht.
Winterpeen
Het beroep, inzake de winterpeen-etende vossen in Noordwijkerhout, is helaas ongegrond verklaard.
De veronderstelde schade van 330 euro kan volgens de rechtbank worden aangemerkt als belangrijke schade aan landbouwgewassen door gravende en muizenjagende vossen. De inzet van nachtelijke bejaging met kunstlicht zou noodzakelijk zijn, omdat vossen overdag niet in het open veld worden aangetroffen. GS beroepen zich op het advies van het Faunafonds, die stelt dat de aanwezigheid van muizen vossen kan aantrekken, dat vossen wortels kunnen beschadigen bij het zoeken naar muizen en dat vossen als alleseters ook wortels zouden eten. Het Faunafonds heeft hierbij niet door eigen onderzoek vastgesteld dat de vermeende schade daadwerkelijk door vossen is aangericht. Evenmin heeft men door een onafhankelijk taxateur de omvang van de schade laten vaststellen. Het is wat ons betreft uiterst ongeloofwaardig dat vossen een oppervlakte van 150 m² landbouwgrond overhoop graven. Bovendien is het onterecht dat een ontheffing volledig wordt gebaseerd op verklaringen van de aanvrager tevens belanghebbende zelf. De rechtbank gaat volledig voorbij aan het feit dat vossen juist de muizen eten, die zich wel tegoed doen aan wortels, en hierdoor juist eventuele schade voorkomen. Bovendien zal het schieten van een aanwezige vos er alleen maar toe leiden dat er ruimte komt voor een nieuwe vos die op muizenjacht zal gaan.
Weidevogels
Inzake de door GS verleende ontheffing, om in twee polders te Zwammerdam het nachtelijk afschot met kunstlicht van vossen toe te staan om weidevogels te beschermen, heeft de rechtbank ons beroep in zoverre gegrond verklaard, dat men de geldigheidsduur voor het hele jaar heeft vernietigd. Ons betoog en de overgelegde literatuur hebben ertoe geleid dat de ontheffing is beperkt tot de periode van 1 januari tot 1 juli. Helaas ging de rechtbank niet mee in de door ons onderbouwde stelling dat een predatiepercentage van slechts 10% heel laag is en voor het broedsucces van weidevogels geen enkel probleem vormt. Bovendien is door de aanvrager op geen enkele manier aangetoond dat deze predatie volledig aan vossen moet worden toegeschreven, terwijl er nog zeker tien andere diersoorten in de omgeving voorkomen die eveneens eieren van weidevogels eten. De rechtbank is van oordeel dat de algemene landelijke vrijstelling, voor het doden van vossen ter voorkoming van ‘schade aan weidevogels’, voldoende aannemelijk maakt dat vossen een aanzienlijk aandeel hebben in het predatiepercentage. Door de ontheffing voor het schieten van vossen goed te keuren, ontkent de rechtbank in feite dat predatie een volkomen natuurlijk proces is en dat er geen sprake is van ‘schade aan fauna’.
Gelukkig is er ook goed nieuws. Een van onze beroepschriften is door de rechtbank wel gegrond verklaard. Het betreft een ontheffing voor nachtelijk afschot van vossen in een jachtveld in de gemeenten Lisse en Hillegom, waarbij het eveneens zou gaan om ‘schade aan fauna’ ofwel aan weidevogels. De rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat een cijfermatige onderbouwing dat de vos kan worden aangewezen als oorzaak van de ‘schade’ ontbreekt. Wat ons betreft vanzelfsprekend, aangezien naast de vos tal van andere diersoorten verantwoordelijk kunnen zijn voor predatie van weidevogels. Bovendien wordt de achteruitgang van de weidevogelstand niet veroorzaakt door predatie, hetgeen immers een natuurlijk proces is, maar door onder andere intensivering in de landbouw en afname van geschikte broedgebieden.
Men zou er verstandig aan doen zich volledig te richten op maatregelen die fundamenteel bijdragen aan een gezondere weidevogelstand, zoals het verhogen van het waterpeil en het aanpassen van het maaibeheer in plaats van altijd maar weer de schuld te leggen bij een diersoort die door jagers als concurrent wordt beschouwd en daarom maar wat graag door hen wordt beschoten.