Afschot van damherten in Zeeland onterecht
De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde op 28 juli wederom dat de ontheffing voor het drastisch verlagen van de populatie damherten in de Manteling van Walcheren en de Kop van Schouwen niet verleend had mag worden. Gedeputeerde Staten (GS) van Zeeland hebben niet kunnen aantonen dat het welzijn van de dieren is aangetast. Bovendien is door GS niet bewezen dat de dieren een negatief effect hebben op de natuurwaarden in deze gebieden.
Welzijn
Deze uitspraak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de rechtbank in Zeeland in december vorig jaar. Toen oordeelde de rechter al dat het welzijn van de damherten niet in het geding was en dat de ontheffing, om ze op die grond te doden, nooit had mogen worden verleend. GS probeerden de rechter op dit punt opnieuw te overtuigen door onder andere aan te geven dat de dieren regelmatig de bebouwde kom van omliggende gemeenten betreden en dat er damherten in de winter door verzwakking omkomen. De rechter is van mening dat dit geen indicaties zijn voor een aantasting van het welzijn, maar dat dit dient te worden beschouwd als een natuurlijk verschijnsel.
Natuurwaarden
GS brachten een nieuw punt in. De damherten zouden schade aan de natuur veroorzaken met hun gegraas. Eerder dit jaar hebben wij de rechter al gevraagd de ontheffing te schorsen, maar toen werd dit verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter meende dat ‘overbegrazing’ een probleem zou kunnen vormen. De rechtbank heeft dit argument nu in beroep alsnog verworpen. GS hadden weliswaar een onderzoeksrapport ingebracht om haar standpunt te onderbouwen, maar dit rapport bracht de rechtbank niet tot een ander oordeel. In dit rapport wordt onderkend dat damherten als ‘sluitsteensoort’ een positief effect hebben op de kwaliteit van duingraslanden, maar dit zou volgens de onderzoekers bij een bepaalde dichtheid kunnen omslaan naar een negatief effect. De onderzoekers gaven daarbij niet aan om welke dichtheid het dan zou gaan. De aantallen waar door de provincie naar wordt gestreefd, liggen veel lager dan de aantallen die op dit moment al aanwezig zijn, zonder dat er enig negatief effect zichtbaar is op de vegetatie. De rechtbank acht het onderzoeksrapport dan ook ongeschikt ter onderbouwing van de in de ontheffing genoemde streefstanden.
De rechtbank heeft met deze uitspraak de beschermde status van het damhert voorop gesteld en is niet meegegaan met de visie van de beheerders, die vinden dat de invloed van deze grote grazer zo drastisch beperkt moet worden dat deze invloed helemaal niet meer zichtbaar is.
GS moeten nu wederom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Wij zijn zeer benieuwd of GS zich eindelijk zullen neerleggen bij het oordeel van de rechtbank.