Opening jachtseizoen zwarte dag voor in het wild levende dieren
Redenen om 15 oktober te “vieren” als de opening van het jachtseizoen zijn er niet. De natuur in ons land heeft jacht en jagers niet nodig.
Veel aandacht voor de zogenaamde opening van het jachtseizoen, deze week. Zogenaamd, omdat er het gehele jaar op grote schaal op dieren geschoten wordt in dit land. De term “jacht” slaat volgens de wet alleen op de vijf diersoorten, waarop in het “geopende seizoen” ongebreideld geschoten mag worden. Maar op twee van de vijf, konijn en wilde eend, mag al vanaf half augustus geschoten worden. Jagers vinden, dat houtduiven altijd en overal schade dreigen aan te richten en daarop wordt dus het hele jaar gejaagd. Ook voor haas, konijn en wilde eend willen veel provincies met plezier ontheffingen afgeven om ze het hele jaar te laten bejagen. Hoezo opening jachtseizoen?
Het hele jaar door worden er enorme aantallen andere dieren geschoten, zogenaamd in het kader van “beheer en schadebestrijding”. Vossen, zwarte kraaien en kauwen zijn landelijk vrijgesteld en mogen daarom altijd en overal bestreden worden. Wilde zwijnen, edelherten en reeën moeten bestreden worden vanwege landbouwschade, populatiebeheer en verkeersveiligheid. Terwijl het, net als damherten, beschermde diersoorten zijn. Ook grauwe gans, kolgans en brandgans zijn in heel Europa beschermde soorten. Toch verhindert dat niet, dat hun nesten worden vernield, ouders en jongen worden vergast en dat ze op enorme schaal worden geschoten. Want het zijn er “teveel”… Dan zijn er nog de wat minder vaak voorkomende gevallen waarin holenduiven, knobbelzwanen, zilvermeeuwen, kleine mantelmeeuwen, stormmeeuwen, kokmeeuwen, roeken, kramsvogels, spreeuwen, huiskraaien, koolmezen, enz. bestreden moeten worden vanwege ernstige, niet te voorkomen schade. Redenen om 15 oktober te “vieren” als de opening van het jachtseizoen zijn er dus bepaald niet.
Jagers wat zijn dat eigenlijk?
Het klinkt professioneel, alsof ze een eerzaam beroep uitoefenen waarvoor zij een gedegen opleiding hebben gevolgd. Niets is minder waar. Het zijn de groenteman en de veearts, mensen die in hun vrije tijd dieren willen gaan schieten, niets meer en niets minder. Alle sentimentele en/of romantische verhalen over hoe ze genieten van het buiten zijn en alle andere nuttige dingen die ze daar zouden doen, zijn in dit verband van geen enkel belang en dienen slechts ter verbetering van hun slechte imago.
Het enige wezenlijk belangrijke kenmerk van een jager is, dat hij er op uit gaat om wilde dieren te schieten. Is hij daarvoor goed opgeleid? Nee, niet in het minst als het gaat om veldbiologische en ecologische kennis. Bij zoogdieren is het niet zo’n probleem, maar de veldkennis van vogelsoorten van een jager is abominabel. Tel daar bij op dat veel jagers geen kijker om hun nek hebben en dat áls ze hem hebben, ze hem niet gebruiken om een eend of gans eerst te determineren vóór ze schieten, daarvoor is gewoon geen tijd. Het is dus is duidelijk waarom sommige ganzensoorten die nooit en nergens bejaagd mogen worden, toch voor 20% met hagel in hun lijf rondvliegen. De verschillen tussen roeken en zwarte kraaien, tussen holenduiven en houtduiven, tussen wilde zwanen en knobbelzwanen, waarbij de eerste soort niet en de tweede vaak wel geschoten wordt, zijn voor het gros van de jagers veel te subtiel. De wilde eenden die vanaf half augustus in grote aantallen geschoten worden, zijn dan nog in eclipskleed: ze lijken dan allemaal op de vrouwtjes. Dat geldt ook voor slobeend, pijlstaart en krakeend. De verschillen zijn voor de jager met het blote oog dan niet te zien, zeker niet in de enkele seconde waarin hij moet beslissen over een schot.
Jagen zonder schade aan te richten in de natuur bestaat niet.
Iedere vorm van jacht gaat gepaard met een enorme hoeveelheid lawaai, die alle zoogdieren en vogels in dat gebied verjaagt, niet alleen de soorten waar de jagers het op voorzien hebben. Aangezien vrijwel alle zoogdieren en vogels beschermd zijn en niet opzettelijk verstoord mogen worden, is ieder jager feitelijk voortdurend in overtreding.
Dan hebben we het nog niet eens over het gebruik van 4weeldrives en jachthonden, in gebieden die voor de rust van het “wild” door normale wandelaars niet eens betreden mogen worden. Van verantwoord oogsten van een stukje eerlijk vlees of van een overschot is geen sprake, nooit. Ruim 75% van ons land is ingericht om ons van voedsel te voorzien en de paar hazen, konijnen en eenden die zich daarin met moeite weten te handhaven, moeten dan ook nog zo nodig geschoten worden. En zoals gezegd, met de nodige vergissingen en niet te vergeten veel dierenleed. Zelden is een schot direct dodelijk, vrijwel altijd moet het dier na het schot nog worden afgemaakt. Als het tenminste gevonden wordt. Zo niet, dan wacht het dier een ellendig en langdurig lijden. Van “wise use” of “oogsten van een overschot” is geen sprake.
Overschotten bestaan niet in de natuur.
De vergelijking met het oogsten van bijvoorbeeld appels van een boom gaat niet op: een jager plukt geen appels, hij rukt de hele boom uit de grond en dat is niet wise. Moreel en juridisch is de benuttingsjacht, zoals de jagers het zelf graag noemen, dus onaanvaardbaar. Maar het voldoet toch aan de vraag naar wild op het menu? Niet echt. Veel wild is gekweekt, al of niet in het buitenland. Niet meer dan 15% van het “wild” op het menu van de Nederlander betreft in ons land geschoten wild. Dat kunnen we dus wel missen.
Jagers vinden zichzelf onmisbaar in het kader van “beheer en schadebestrijding”.
Natuurliefhebbers en wetenschappers denken daar heel anders over. Het is ongetwijfeld geheel toevallig, dat de soorten die jagers lekker vinden en leuk om te schieten, zo nodig beheerd moeten worden. Herten, reeën en wilde zwijnen vooral, nadat ze eerst door middel van wildakkers en bijvoeren zoveel mogelijk zijn gekweekt in een vaak onnatuurlijke en omheinde omgeving. De hele Veluwe is daardoor verworden tot de grootste schiettent van Europa. Dat is geen natuur maar een vorm van extensieve veehouderij. Is het toevallig dat eekhoorntjes en egels niet beheerd hoeven te worden? Pasten de jagers de regels voor beheer van diersoorten maar toe op zichzelf… Alleen van die soort zijn er teveel.
Het bestrijden van belangrijke schade in de landbouw.
Het lijkt zo voor de hand te liggen. Als een diersoort schade aanricht schiet je hem dood, dan eet hij niet meer en is het probleem dus opgelost. Verder gaat het inzicht van jagers en vooral boeren in de ecologie niet. Bestrijden van al of niet vermeende overlast is onder alle omstandigheden het stomste dat iemand kan doen. Omdat het symptoombestrijding is, omdat het niets doet aan de oorzaak van het “probleem” en ten eeuwige dagen moet worden volgehouden. In dat laatste zit hem natuurlijk de kneep: jagers vinden het helemaal niet erg, dat het eeuwig moet worden volgehouden. Het is hun hobby! Vrijwel altijd is er een duurzame en niet-gewelddadige oplossing voorhanden. In de vorm van netten en afrasteringen, al of niet tijdelijk. Fruittelers investeren in toenemende mate in enorme netten, die over complete hoogstamboomgaarden getrokken kunnen worden. Bomenkwekers in Boskoop weren de muskusratten effectief door gaas onder water langs de oevers aan te brengen. In beide voorbeelden voldeden bestrijding absoluut niet en losten deze maatregelen de problemen duurzaam op.
Jacht is schadelijk voor de natuur in ons land.
De conclusie dat jacht en jagers buitengewoon schadelijk zijn voor de Nederlandse natuur is onafwendbaar. Alle reclamepraatjes van de jagersvereniging over “eerlijke stukjes wild” en “verantwoord oogsten uit de natuur” zijn doorzichtige leugens, niet gesteund door enig wetenschappelijk onderzoek of inzicht. Doel daarvan is uiteraard, het grote publiek, dat vanzelfsprekend in grote meerderheid tegen plezierjacht is, gunstig te stemmen.
De overgrote meerderheid van de Nederlanders heeft niets met jacht, maar denkt dat het in Nederland ongetwijfeld, zoals alles, goed is geregeld en wel ergens goed voor zal zijn. Dat is dus overduidelijk niet zo. Zoals emeritus-hoogleraar uit Nijmegen Dr. Jozef Keulartz concludeert: Jacht is schadelijk voor de natuur in ons land. Dat gaat een stap verder dan de Wageningse Dr. Geert Groot Bruinderink, wild-ecoloog en jager, die vaststelde dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs is voor de noodzaak van jacht, populatiebeheer of schadebestrijding. Jagen is niets anders dan een hobby. Dr. Th. Verstrael, directeur van Sovon-vogelonderzoek, laat in het NOS-Journaal weten het vergassen van ganzen onzinnig en verwerpelijk te vinden. Kortom, als De Faunabescherming vaststelt dat jacht niets anders is dan een verderfelijke hobby, verspreidt zij geen leugens, zoals de jagersvereniging hoog van de toren blaast, maar doet De Faunabescherming dat gefundeerd en gesteund door wetenschappers. Ondanks de enorme publiciteitscampagnes van de KJV die het imago van de jager moet opkrikken, hoopt De Faunabescherming dat uiteindelijk het gezond verstand zegeviert, met name in de politiek. Zowel in Den Haag als op provinciaal niveau. Maar pas op, jagers worden gemakkelijk agressief als ze geen argumenten meer kunnen verzinnen. Faunabeschermers zijn in het verleden vaak bedreigd en hebben al vele malen te maken gehad met direct fysiek geweld.
Harm Niesen