Ree heeft verloren in Drenthe
In februari 2010 verleende de provincie Drenthe ontheffing aan de Faunabeheereenheid om gedurende vijf jaar reeën te schieten. Reeën zouden een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid en daarom zouden hun aantallen moeten worden beperkt. Deze ontheffing was gebaseerd op reeëntellingen door de jagers zelf. Zij maakten vervolgens een berekening wat de draagkracht van de provincie is ofwel hoeveel reeën er kunnen leven. Vervolgens vroegen zij ontheffing aan om het ‘teveel’ aan reeën dood te kunnen schieten.
De Faunabescherming diende bezwaar in op de volgende gronden:
- reeën zijn niet te tellen. Tellingen kunnen op zijn hoogst een trend aangeven of de aantallen in grote lijnen toe- of afnemen;
- mensen kunnen niet bepalen hoe groot de draagkracht van een gebied is, aangezien dat door zeer veel verschillende factoren, die ook nog eens effect op elkaar hebben, wordt bepaald;
- reeën kunnen uitstekend zelf bepalen wat de draagkracht is. De aantallen groeien namelijk automatisch door totdat de grenzen van de draagkracht worden bereikt. Vervolgens blijven de aantallen op dat niveau fluctueren.
Telling onnodig
Het is dus ook helemaal niet nodig om de dieren te tellen. Daarbij vormen reeën geen gevaar voor het verkeer: het verkeer vormt een gevaar voor reeën! De kans dat een ree wordt doodgereden is in de praktijk buitengewoon klein. De provincie wordt doorsneden door talloze wegen en dat betekent dat het leefgebied van reeën ook door wegen wordt doorsneden. Reeën steken dus dagelijks minimaal één weg over. Dat komt neer op meer dan 3 miljoen passages per jaar. Zet je dat af tegen het totaal aantal aanrijdingen, dan betekent dat dat een overstekende ree minder dan 0,001 procent kans heeft om te worden aangereden. Uiteraard is elke aangereden ree er een te veel, maar er zijn prima maatregelen om het verkeer veiliger te maken voor reeën, bijvoorbeeld door het verlagen van de maximumsnelheid, het verbeteren van het zicht langs de wegen en het voorlichten van de weggebruikers. Zij moeten zich realiseren dat er reeën kunnen oversteken en dat na een ree, meestal een tweede of nog meer volgen. Automobilisten moeten hun snelheid aanpassen bovendien aan het zicht bij bijvoorbeeld regen of mist.
Beroep
De provincie Drenthe wees het bezwaarschrift af, waartegen De Faunabescherming in beroep ging bij de Rechtbank Assen. Deze stelde ons in het gelijk: de provincie had niet aannemelijk gemaakt dat er een relatie is tussen de omvang van de reeënpopulatie en de mate van verkeersveiligheid. De provincie paste de ontheffing aan; de grond, afschot vanwege de verkeersveiligheid, bleef. De Faunabescherming ging opnieuw in beroep. De provincie vond nog steeds dat uit de tellingen van jagers blijkt dat de reeënpopulatie in Drenthe min of meer constant is gebleven, dankzij het afschot in de afgelopen jaren. Zonder afschot zouden de aantallen toenemen, aldus de provincie, en zou het aantal aanrijdingen ook toenemen zonder deze stelling te onderbouwen. Wetenschappelijke artikelen tonen aan de stabiele populatie reeën in Drenthe niet wordt veroorzaakt door afschot, maar doordat de populatie zich op de draagkracht van de omgeving bevindt. De populatie compenseert het verlies door afschot door extra aanwas: voor elke gedode ree komt een extra kalfje ter wereld. Uit onderzoek blijkt namelijk dat in gebieden waar de draagkracht nog niet was bereikt, de aantallen reeën ondanks afschot gewoon doorgroeiden tot draagkrachtniveau.
Uitspraak
Ons hoogste rechtscollege, de Raad van State, accepteerde de niet-onderbouwde stelling van de provincie dat afschot nodig is om te voorkomen dat de aantallen reeën verder toenemen, kritiekloos. Zeer teleurstellend omdat reeën beschermd zijn en de bewijslast natuurlijk ligt bij diegene die inbreuk wil maken op deze bescherming. Het onderbouwde betoog van De Faunabescherming dat de populatie reeën niet zal groeien als wordt gestopt met schieten, aangezien de draagkracht kennelijk is bereikt, wees de Raad van State af wegens ‘onvoldoende onderbouwing’. De Raad van State begrijpt het principe van draagkracht blijkbaar niet, ondanks de daarvoor ingebrachte bewijzen. Deze vormen het onweerlegbare bewijs dat als in een bepaald gebied blijkt dat de trend stabiel is, daar kennelijk sprake van een populatie die zich op het draagkrachtniveau bevindt. Stabilisatie van de populatie gebeurt niet dankzij het afschot, maar ondanks het afschot.
Plezierjacht
Deze uitspraak van de Raad van State betekent helaas dat het afschot van reeën in Drenthe de komende jaren gewoon doorgaat. Wij schrijven hier ‘afschot’, maar het betreft in feite pure plezierjacht. Reeën mogen niet worden ‘bejaagd’ omdat ze niet op de ‘jachtwildlijst’ staan. Omdat jagers deze beschermde dieren toch graag willen doden hebben ze een ontheffing nodig waarin de noodzaak wordt aangegeven. Reeën veroorzaken nauwelijks schade aan gewassen, dus halen de jagers de verkeersveiligheid erbij. Onder het mom van ‘veiligheid’ is vrijwel alles geoorloofd. Recent werd ons vermoeden van een zeer sterke jagerslobby voor behoud van de ‘reeënjacht’ bevestigd. In het lijfblad van de jagers ‘De Jager’ schreef de voorzitter met zo veel woorden: ‘Jagen en verkeersveiligheid is een van de pijlers in onze campagne tot behoud van de jacht in Nederland.’ Zo hebben zij voorafgaand aan de instelling van de zomertijd een persbericht uitgedaan, waarin zij waarschuwden voor een piek in het aantal aanrijdingen na het ingaan van de zomertijd. Dit om de angst er goed in te houden. Vervolgens hebben jagers overal gepleit voor gebiedsdekkend ‘beheer’ (lees: afschot) van de populaties hoefdieren. Het is heel jammer dat zowel de provincies en nu ook de Raad van State zich laten leiden door onterechte bangmakerij van jagers en dat zij onwetenschappelijke stellingen kritiekloos overnemen. Zij leggen vervolgens ten onrechte de bewijslast bij De Faunabescherming.