Argus 2014-1: Het joodse dier (column)
Terug naar de inhoud
Auteur: Midas Dekkers, uitgesproken op 23 juni 2013
De column van Midas Dekkers ‘Het joodse dier’, mag dan zijn zijn geschreven voordat de boeren het ganzenakkoord opbliezen; de inhoud is nog altijd relevant.
Bestaan er joodse dieren? Dat wilde het Joods Museum van me weten. Ik wist het niet. Als goj moet je oppassen met zulke vragen; voor je het weet heb je een foute grap gemaakt. De baas van het museum wist het ook niet. Als jongetje had hij in de dierentuin wel eens gemeend een joodse ooievaar te zien, vertelde hij, maar dat bleek een pelikaan. Ik lachte beleefd.
‘Katholieke dieren kende ik wel’, zei ik, dankzij Gerard van het Reve. In een brief aan Rudy Kousbroek had die laten weten dat de papegaai katholiek was, als enige dier naast de mens dat ‘Ave’ kon zeggen, ‘het eerste woord van het misschien wel belangrijkste gebed’. Katholieke raven zeiden ‘Cras’ om de zondaars te manen. Meer dan dat ene woord ‘Cras’ konden de vogels niet uitspreken, maar een goed verstaander begreep de verwijzing naar de Bijbelse vermaning heus wel: Hodie mihi, cras tibi – heden ik, morgen gij.
Eigenlijk mochten van Gerard alle ‘rooms-katholieke dieren van goed gedrag, mits ze niet te groot zijn’ naar de hemel, waar ze ‘allemaal prachtige kleertjes’ zouden krijgen, ‘die hun heel mooi passen.’ Maar hoe zit het dan met de bidvalk en de bidsprinkhaan? Die hangen eerbiedig aan de hemel of vouwen vroom de handjes. Maar dat is slechts schijn. In plaats van aan god denken zij aan prooi. Geloven doen ze niet, zei ik, maar katholiek zijn ze dus wel. Nu lachte de museumbaas.
Opeens schoot me een joods dier te binnen. Uit een oude Poezenkrant, uit de tijd dat Janjaap nog leefde. Janjaap was de poes van de poezenkrantdirecteur. Op 28 augustus 1978 haalde hij de voorpagina onder de kop JANJAAP JOOD. ‘Janjaap heeft een echt joods gezicht’, meldde het vakblad voor feliene merkwaardigheden. ‘Vooral als hij lacht’. Als bewijs werd aangevoerd dat Janjaap een beetje op Ed van Thijn leek. Dat had Lisette Lewin gezegd, die in mensenkranten schreef en er zelf van was.
Uit diezelfde tijd herinner ik me een onderonsje van Johannes van Dam, de eetkundige, en uitgever Max Metz, op een Amsterdams terras achter een schaal oesters, met volle mond discussiërend over de vraag of oesters wel gekloven hoefjes hadden. Maar van hoefjes klieven word je rein, niet joods, en dan moet je nog herkauwen ook, wat me voor een oester een hele opgave lijkt, zo zonder tanden.
Was Janjaap dan echt het enige joodse dier van Nederland? Toendertijd wellicht. Nu allang niet meer. Het stikt hier inmiddels van de joodse dieren. Ganzen.
Ganzen worden vergast. Met honderdduizenden. In de tijd van Janjaap werden ze nog verwelkomd, nu kunnen ze voor ons part aan het gas. Is een dier joods omdat het vergast wordt? Niet per se. Mag je het vergassen van mensen vergelijken met dat van dieren? Velen vinden van niet. Maar er is een opvallende overeenkomst. Veel joden werden afgevoerd onder toezicht van de Joodsche Raad, die door haar medewerking aan de machthebbers hoopte vele joden te redden. Die hoop bleek jammerlijk vergeefs. Nu worden veel ganzen afgeslacht onder toeziend oog van de Vogelbescherming. Die hoopt met het vergassen van honderdduizenden ganzen honderdduizenden ganzen te redden. Tel uit je winst. Je zult maar gans zijn.
Maar wat je er ook van vindt, één ding staat vast: een club die met het vergassen van honderdduizenden vogels instemt, verdient de naam Vogelbescherming niet. Daar moeten we iets anders op verzinnen. Wat dacht u van ‘de Vogelraad’?