Absurd advies over doden van ganzen
De staatssecretaris van Economische Zaken heeft gisteren een rapport van de Raad voor Dieraangelegenheden over het doden van ganzen naar de 2e Kamer gestuurd. Dit rapport is opgesteld op verzoek van haar ambtsvoorganger Bleker. De vraag die aan deze Raad werd gesteld was: Wat is een uitvoerbare en maatschappelijk geaccepteerde methode voor het doden van wilde ganzen? In dit rapport zijn dus alleen de verschillende dodingsmethoden met elkaar vergeleken.
Ganzenakkoord
Deze vraag was ingegeven door het zogenaamde Ganzenakkoord, dat is gesloten tussen de provincies, de landbouworganisatie en partijen als Natuurmonumenten en Vogelbescherming. Wij hebben hierover eerder op deze site onze scherpe afkeuring uitgesproken. In dit Ganzenakkoord is afgesproken dat de populaties grauwe ganzen en brandganzen moeten worden teruggebracht tot het niveau van 2005. Dat betekent volgens dit akkoord dat er gedurende de komende vijf jaar bovenop het jaarlijkse afschot van ongeveer 250.000 ganzen, het eerste jaar 175.000 ganzen extra gedood zouden moeten worden aflopend in vijf jaar tijd tot ongeveer 50.000 ganzen extra per jaar. Anders dan steeds werd voorgesteld, is het ‘probleem’ van de aantallen ganzen dus over vijf jaar niet opgelost maar zullen er ook daarna nog steeds veel meer ganzen gedood worden dan nu al het geval is. Het Ganzenakkoord gaat er dus vanuit dat er op de lange termijn elk jaar 300.000 ganzen gedood moeten worden om de aantallen op het ‘gewenste niveau’ te houden.
Noodzaak voor doden?
Nadrukkelijk had Bleker aangegeven dat de Raad zich niet mocht buigen over de vraag óf ganzen wel gedood moeten worden, of het doden wel tot een structurele oplossing leidt met betrekking tot schade aan landbouw en de veiligheid van het vliegverkeer en of er mogelijk andere maatregelen kunnen worden getroffen om schade te beperken en de veiligheid te bevorderen. Dat zijn nu net de meest relevante vragen die eerst beantwoord moeten worden, voordat er gekeken kan worden naar de eventuele middelen die kunnen worden ingezet. In het rapport van de Raad voor Dieraangelegenheden getiteld ‘Richtsnoer Ganzendoden’ wordt, tot onze vreugde, meteen in het voorwoord aangegeven dat er binnen de Raad verschil van mening is over de vraag of het doden van zeer grote aantallen ganzen wel nodig is en of de Raad met deze beperkte vraagstelling wel advies zou moeten uitbrengen.
Kosten bestrijding
In de brief aan de 2e Kamer stelt de staatssecretaris dat de aantallen ganzen gereduceerd moeten worden om de kosten van het beheer ‘beheersbaar’ te maken. Vervolgens schuift ze deze kwestie, waarschijnlijk met genoegen, door naar de provincies die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het faunabeheer en wildschadebestrijding. Ze noemt wel ‘beheerskosten’, maar bedoelt waarschijnlijk alleen de bedragen die worden uitgekeerd vanwege landbouwschade. Volgens het Faunafonds is er in 2012 in totaal voor bijna 2,5 miljoen euro uitgekeerd voor schade veroorzaakt door in ons land broedende grauwe ganzen en brandganzen. Er zou echter ook gekeken moeten worden naar de enorme bedragen die zullen moeten worden betaald voor het doden van de in het Ganzenakkoord genoemde aantallen ganzen.
Op dit moment worden de 250.000 ganzen per jaar gedood door middel van afschot. De jagers spannen zich maximaal in om dit aantal te bereiken. Het zal niet mogelijk zijn om jaarlijks veel meer ganzen te schieten. Daarvoor zijn er te weinig jagers. In het Richtsnoer Ganzendoden wordt er daarom vanuit gegaan dat de extra aantallen ganzen zullen worden gedood door middel van vergassing. Daarvoor moeten de vogels tijdens de rui bij elkaar worden gedreven en vervolgens in een container met CO² worden gebracht. De vangteams, de vergassingsinstallaties en de coördinatie van dit alles zal ook moeten worden betaald. De kosten voor de vangactie in Noord-Holland in 2012 bedroeg ruim 90.000 euro voor het vergassen van 5000 ganzen. Dat betekent 18 euro per gans. Als de extra 175.000 ganzen allemaal moeten worden vergast, dan kost dat ruim 3,1 miljoen euro!
Dierenleed wordt genegeerd
Natuurlijk had de Raad voor Dieraangelegenheden deze adviesvraag alleen moeten aannemen als daarbij ook de vraag naar de noodzaak, de effectiviteit en de afweging van de alternatieven voor het doden hadden kunnen worden meegenomen. Uit het rapport blijkt overigens dat een aantal leden van deze Raad dit standpunt met ons deelt. Toch heeft de Raad dit advies uitgebracht, maar gaat bij de beoordeling van de dodelijke middelen voorbij aan het leed dat de vergassing met CO2 veroorzaakt. Van ‘bedwelming’, waarbij de dieren rustig in slaap vallen, is geen sprake. Uit onderzoek blijkt dat tijdens het inademen van hoge concentraties koolzuurgas het CO2-gehalte in het bloed stijgt. Het stijgende CO2-gehalte stimuleert de ademhaling waardoor in een met CO2-gevulde ruimte meer koolzuurgas wordt ingeademd dan uitgeademd. Het gevolg is dat de CO2-concentratie van het bloed nog verder stijgt. Het inademen van hoge CO2-concentraties is stressvol doordat het leidt tot benauwdheid/ademnood en het is bovendien pijnlijk omdat het gas ernstige irritatie van de slijmvliezen veroorzaakt. Dit hele proces leidt daardoor tot een langzame en pijnlijke verstikkingsdood.
Heilloze weg
Wij vinden het nog steeds onbegrijpelijk dat de overheid doorgaat op deze heilloze weg. Daarbij wordt er voor het gemak voortdurend vanuit gegaan dat het in dep praktijk mogelijk is om de aantallen ganzen met behulp van dodelijke middelen drastisch terug te dringen. De afgelopen jaren is gebleken dat ondanks zeer grote inspanningen, bijvoorbeeld in de omgeving van Schiphol, de aantallen ganzen niet zijn afgenomen maar zelfs zijn toegenomen. Bovendien wordt er aan voorbij gegaan dat als het al mogelijk zou zijn om de genoemde aantallen (450.000 ganzen) te doden, dat deze aantallen dan met dezelfde vaart weer worden aangevuld. Hoe sterker de bestrijding, hoe groter de overlevingskans voor de jongen en dus hoe meer nieuwe ganzen erbij komen.
Aanpassen omstandigheden
Zolang de omstandigheden niet veranderen, waaronder voedselaanbod, geschikte broedgebieden en opgroeigebieden voor de kuikens, zolang heeft het doden van de vogels geen enkele zin. De populaties zullen blijven doorgroeien totdat de draagkracht van de omgeving is bereikt. De enige manier om ervoor te zorgen dat er structureel minder ganzen komen, is door de omstandigheden aan te pakken. Dat betekent vooral het onaantrekkelijk of minder geschikt maken van broedgebieden en opgroeigebieden.
De Faunabescherming vindt het advies van de RvD in deze vorm dus absurd, omdat geen aandacht wordt besteed aan noodzaak en effectiviteit van het doden van ganzen, terwijl het veroorzaakte dierenleed wordt gebagatelliseerd. De belastingbetaler draait bovendien op voor de kosten van de nutteloze vergassingacties.