Zeeuwse damherten weer prooi voor jagers
Er vindt al een aantal jaren afschot van damherten plaats in twee natuurgebieden in Zeeland, te weten de Kop van Schouwen en de Manteling van Walcheren. De Faunabescherming heeft zich daar al jaren heftig tegen verzet. In december 2010 leken wij daarbij succes te boeken, aangezien de ontheffing door de rechtbank Middelburg werd geschorst en het afschot onmiddellijk werd stopgezet. Helaas was de reden van deze schorsing niet de ontheffing zelf, maar de procedure. Wij hadden geen inspraak gekregen in het achterliggende plan. (zie artikel Voorlopig geen jacht op damherten in Zeeland van 8 december 2010 op deze site). Wij hebben vervolgens bij de Raad van State hoger beroep aangetekend tegen de inhoudelijke uitspraak.
Populatiebeheer
De provincie heeft de ontheffing uitsluitend verleend ten behoeve van ‘populatiebeheer’ ofwel het aanpassen van het aantal damherten aan de ‘draagkracht’ van beide natuurgebieden. Hoeveel dieren in een gebied kunnen leven wordt bepaald door ruimte, voedselaanbod, aanwezigheid van water, soort vegetatie, aanwezigheid van andere diersoorten, aanwezigheid van recreanten et cetera. De provincie doet het voorkomen alsof precies bekend zou zijn hoeveel damherten er nu in beide gebieden aanwezig zijn, hoeveel er zouden kunnen zijn en dat op basis hiervan zou kunnen worden bepaald hoeveel damherten er ‘teveel’ zijn. Dit is biologisch onzin.
Draagkracht
Allereerst kan helemaal niet worden bepaald hoeveel herten in een bepaald gebied kunnen leven. Het hangt namelijk van heel veel, deels onbekende, factoren af die ook nog eens invloed op elkaar hebben. De draagkracht is bovendien niet statisch, maar dynamisch ofwel deze fluctueert met de seizoenen en over de jaren. Het is ook onnodig om de draagkracht van een gebied te bepalen, aangezien de aanwezige populaties automatisch de draagkracht volgen. Zoals het woord draagkracht al zegt: Zodra het aantal dieren hoger wordt dan de draagkracht, dan gaat het aantal automatisch dalen. Dat betekent ook dat zolang een dierpopulatie nog groei vertoont, er kennelijk nog voldoende ruimte en voedsel aanwezig is.
Het is dus ook onzin om te stellen dat het aantal damherten nu ‘te hoog’ is. Het feit dat ze er zijn, wijst erop dat er kennelijk voldoende ruimte en voedsel voor deze dieren aanwezig is. Bovendien wordt in verschillende onderzoeksrapporten aangegeven dat er in beide gebieden voldoende mogelijkheden zijn voor een veelvoud aan damherten.
Tellingen
Het is dus onmogelijk om te bepalen hoeveel damherten een gebied kan bevatten. Het is eveneens onmogelijk om de damherten te tellen. Het is dus niet bekend hoeveel damherten zich werkelijk in beide gebieden bevinden. Ook dit wordt door alle hoefdierdeskundigen bevestigd. Er kan op zijn hoogst een grove schatting worden gemaakt van het aantal aanwezige dieren. Door de ‘tellingen’ elk jaar op dezelfde manier uit te voeren, is het mogelijk een trend in de aantallen te zien. Dat betekent dat op basis van deze gegevens uitsluitend kan worden vastgesteld of de aantallen toenemen, afnemen of ongeveer gelijk blijven.
Effect afschot
De hele ontheffing is dus in feite op drijfzand gebaseerd. In het wilde weg worden damherten geschoten en zolang de provincie het idee heeft dat de dieren op deze manier niet worden uitgeroeid, mogen de jagers daarmee doorgaan. Het is volstrekt onduidelijk wat de invloed van dit afschot is. Op basis van de trend die uit de tellingen naar voren komt, lijkt het erop alsof de geschoten herten gewoon door nieuwe exemplaren worden vervangen en het effect op de aantallen dus in feite nihil is.
Wij hebben tijdens de zitting van de Raad van State benadrukt dat het hier gaat om beschermde dieren en dat er dus een goede reden moet zijn om deze dieren te doden. Een puur getalsmatige benadering, terwijl het onmogelijk is om de werkelijke aantallen te bepalen en er ruimte genoeg is voor veel meer dieren, voldoet niet.
Raad van State
De Raad van State heeft inmiddels uitspraak gedaan. Helaas gaat de Raad van State volledig mee in het verhaal van de jagers en de provincie. Dit hoogste rechtscollege vindt het volstrekt normaal dat er wordt gestreefd naar een ‘exacte doelstand’ zonder dat de werkelijke aantallen bekend zijn. Hieruit blijkt vooral dat juristen geen idee hebben hoe logica werkt. Onze onderbouwde stellingen dat er ruimte voldoende is, dat onbekend is wat het effect van het afschot is en dat er geen enkele goede reden is om deze beschermde dieren te doden, worden in de uitspraak volledig genegeerd.